Autorijden na een CVA – Uitgebreide uitleg over de procedures
OPMERKING. Onderstaande regeling is medio 2010 aangepast waarbij de termijnen zijn verkort. Zie update 2010. Op de website van het CBR staan de laatste updates.
Autorijden na een CVA
Auteurs: R.A. Bredewoud, M. Savenije-Janssen, A. de Vries en H.J. Dolleman 1)
Elke rijbewijsbezitter is na het afleggen van het rijexamen bekend met het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen (CBR). Minder bekend is een andere kerntaak van het CBR: het beoordelen van de lichamelijke en geestelijke geschiktheid van bestuurders van motorvoertuigen. Deze taak is bij het CBR toegewezen aan de afdeling Medische zaken, bestaand uit het hoofd Medische Zaken en de medisch adviseurs. Het hoofd Medische Zaken is werkzaam op het (landelijke) hoofdkantoor van het CBR aan de P.C. Boutenslaan te Rijswijk, de medisch adviseurs werken op de vijf regiokantoren te Assen, Eindhoven, Arnhem, Amsterdam en Rijswijk.
Regeling eisen geschiktheid 2000
Voordat een Verklaring van geschiktheid door het CBR afgegeven kan worden, wordt de lichamelijke en geestelijke geschiktheid voor het besturen van motorvoertuigen beoordeeld. Dit beoordelen van de geschiktheid gebeurt aan de hand van wettelijke regels, die zijn vastgesteld door de Minister van Verkeer en Waterstaat en gepubliceerd als “Regeling eisen geschiktheid 2000” in de Staatscourant. De volledige tekst van de regeling is te vinden op de website van het CBR (www.cbr.nl/pdf/reg2000.pdf).
De eisen die wettelijk aan de lichamelijke en geestelijke geschiktheid van bestuurders gesteld worden hebben in grote lijnen betrekking op aandoeningen die (kunnen) leiden tot bewustzijnsstoornissen (bijv. epilepsie), waarnemingsstoornissen (bijv. uitval van het gezichtsveld), motorische functiestoornissen (bijv. verlammingen), en functiestoornissen van de hersenen (bijv. vertraagd reactievermogen). Het is duidelijk dat dergelijke aandoeningen een negatieve invloed kunnen hebben op het veilig en verantwoord besturen van een motorvoertuig.
In de Regeling eisen geschiktheid 2000 worden de rijbewijzen ingedeeld in twee groepen: rijbewijzen voor auto, motorfiets, auto met aanhanger (groep 1) en vrachtwagen- en busrijbewijzen (groep 2). In het algemeen zijn de eisen voor groep 2 strenger dan die voor groep 1 rijbewijzen.
De procedure
Een Verklaring van geschiktheid wordt aangevraagd door het insturen van een formulier Eigen verklaring, met daarop 10 vragen over voor de rijgeschiktheid relevante aandoeningen. Wordt een van de vragen met “ja” beantwoord, dan moet een arts een aantekening op de Eigen verklaring plaatsen waaruit aard en ernst van de aandoening blijken. Is de aanvrager ouder dan 70 jaar dan moet hij naast de Eigen verklaring ook een door een arts ingevuld Geneeskundig verslag van een kleine rijbewijskeuring opsturen.
De Nederlandse wegenverkeerswetgeving stelt slechts als eis dat de aantekening of het verslag van een rijbewijskeuring door een arts moeten worden opgemaakt, dus eventueel ook door de behandelaar. Op grond van interne regels van de KNMG (de beroepsgroep van de artsen) weigeren echter veel behandelend artsen dit. Het CBR gaat het met name om de inhoud en volledigheid van de rapportage en minder om wie deze gegevens verstrekt. Een inhoudelijk goed rapport van de behandelaar wordt dus geaccepteerd.
**********************************************************************************************************
Na inzage van de Eigen verklaring heeft het CBR het recht de aanvrager op eigen kosten te verwijzen voor onderzoek door een medisch specialist. Dat kan na een CVA gaan om keuring door een oogarts (gezichtsvelddefecten), neuroloog en/of neuropsycholoog. Op verzoek van het CBR is in de Regeling eisen geschiktheid 2000 opgenomen dat na een CVA ook door de revalidatiearts mag worden gerapporteerd. Naast de keuring door een specialist kan de medisch adviseur tevens verlangen dat de aanvrager zich onderwerpt aan een technisch onderzoek en/of rijtest door de deskundige praktische rijgeschiktheid van het CBR.
Bij gebleken geschiktheid geeft het CBR de Verklaring van geschiktheid af, eventueel voorzien van beperkende aantekeningen die ook op het rijbewijs komen. Dat kan zijn een termijnbeperking (waarna herbeoordeling moet plaatsvinden) of beperkingen in de zin van verplichte aanpassingen aan het voertuig of het gebruik van kunst- en hulpmiddelen (prothese, bril etc.) tijdens het rijden. Deze beperkingen worden door middel van een code op het rijbewijs vermeld [3].
Een aanvrager die de Verklaring van geschiktheid werd geweigerd of die een Verklaring van geschiktheid met beperkingen kreeg, kan zich vervolgens voor een “second opinion” wenden tot de afdeling Herkeuringen op het hoofdkantoor van het CBR.
Melding van een CVA
De aanvraag van een Verklaring van geschiktheid is in Nederland alleen wettelijk verplicht bij het aanvragen van een rijexamen en bij vernieuwing van het rijbewijs na de 70e verjaardag.
De eerste weg waarlangs het CBR te weten komt dat iemand een CVA heeft gehad is als op één van genoemde wettelijke momenten daarvan melding wordt gemaakt op de Eigen verklaring.
De tweede manier waarop het CBR op de hoogte komt van een CVA bij een rijbewijsbezitter is doordat deze de aandoening vrijwillig bij het CBR meldt. Deze procedure kan gevolgd worden door iedereen met een geldig rijbewijs. Door een volledig ingevuld formulier Eigen verklaring naar het CBR te sturen kan men namelijk een beoordeling van een gewijzigde medische situatie aanvragen (tussentijdse melding). Deze melding is in Nederland, in tegenstelling tot andere Europese landen zoals België en Engeland, niet echt wettelijk verplicht, maar wordt overgelaten aan het verantwoordelijkheidsbesef van de rijbewijsbezitter (morele plicht). Overigens heeft een commissie van de Gezondheidsraad de Minister van Verkeer en Waterstaat reeds twee maal geadviseerd een meldingsplicht van relevante medische aandoeningen voor de rijbewijsbezitter in te voeren. Dit werd met name ingegeven vanwege de grote onduidelijkheid de er nu rond deze materie bestaat bij zowel behandelaar als patiënt, zeker wanneer ook de houding van de verzekeringsmaatschappij daarbij wordt betrokken.
Ten derde is het mogelijk dat de politie bij het CBR melding doet van een rijbewijsbezitter waarbij vanwege functiestoornissen van bijvoorbeeld de ledematen een twijfel aan de rijgeschiktheid bestaat. Er volgt daarop een verplicht onderzoek naar de geschiktheid, opgelegd door de divisie Vorderingen van het CBR (vorderingsprocedure).
Tenslotte kan een behandelend arts of andere betrouwbare derde gebruik maken van de mogelijkheid om een patiënt aan te melden bij het hoofd Medische Zaken van het CBR. Er volgt dan ook een vorderingsprocedure met verplicht onderzoek naar de geschiktheid. Van deze mogelijkheid wordt vanwege het beroepsgeheim slechts sporadisch gebruik gemaakt, maar het is (gezien de daarvoor opgestelde KNMG criteria) niet geheel verboden.
De eisen aan de rijgeschiktheid na een CVA
De eisen aan de rijgeschiktheid na een CVA zijn opnieuw door een commissie van de Gezondheidsraad geëvalueerd en daarvan is een advies voor de Minister van Verkeer een Waterstaat verschenen. De minister heeft vervolgens op basis van het advies de eisen gewijzigd en in de Staatscourant gepubliceerd.
Sinds deze wijziging van de Regeling eisen geschiktheid 2000 zijn de eisen voor het rijbewijs na een CVA in het kort als volgt:
• Voor groep 1 rijbewijzen (personenauto’s en motoren) is men na het CVA zes maanden lang ongeschikt. Daarna moet uit een rapport van een neuroloog of revalidatie-arts blijken of betrokkene nog functiestoornissen heeft. Is dit het geval, dan volgt een onderzoek naar de praktische rijgeschiktheid (rijtest).
• Blijkt een aanvrager van een groep 1 rijbewijs geen functiestoornissen meer te hebben na het CVA, dan zal wat deze aandoening betreft de termijn van de geschiktheid niet beperkt worden. Zijn er wel functiestoornissen dan zal, na het afleggen van een voldoende rijtest, de termijn van geschiktheid maximaal vijf jaar bedragen.
• Voor een aanvrager van een groep 1 rijbewijs die dit rijbewijs ook wil gebruiken voor beroepsmatige doeleinden, gelden dezelfde eisen als voor een aanvrager van een groep 2 rijbewijs (vrachtauto’s en autobussen). Voldoet betrokkene hier niet aan, maar wel aan de eisen voor het rijbewijs voor groep 1, dan zal hij de code 100 (alleen voor privé-gebruik) op het rijbewijs vermeld krijgen.
• Voor groep 2 rijbewijzen is men na het CVA vijf jaar ongeschikt. Daarna moet uit een rapport van een neuroloog blijken dat betrokkene vrij van functiestoornissen is, voordat deze geschikt bevonden kan worden.
• De geschiktheid van de aanvrager van een groep 2 rijbewijs kan maximaal drie jaar bedragen.
Voor de exacte tekst wordt verwezen naar de publicatie in de Staatscourant [2] of de internetsite van het CBR.
Privé gebruik van een rijbewijs
In het advies van de Gezondheidsraad adviseerde de commissie dat strenge eisen gesteld moeten worden aan houders van een rijbewijs van groep 1, die dit rijbewijs beroepsmatig gebruiken. Aan hen zouden dezelfde eisen moeten worden gesteld als aan mensen met een groep 2 rijbewijs. In Nederland is besloten de beperking tot privé gebruik door middel van een beperkende code (code 100) op het rijbewijs te vermelden [4].
Er is geen definitie gegeven van de beperking: “alleen voor privé gebruik” en dat is niet zo verwonderlijk, want de Regeling coderingen beperkingen rijbevoegdheid geeft van geen enkele beperkende code een definitie [3]. In contact met personen die genoemde beperking tot privé gebruik kregen hanteert het CBR een tweetal eenvoudige vragen om te kunnen adviseren of het gebruik van de auto al of niet tot privé gebruik gerekend moet worden. Duidelijk mag echter zijn dat de mening van het CBR voorlopig evenveel waard is als elke andere mening en dat alleen jurisprudentie echt uitsluitsel kan geven. De vragen zijn:
1. Wordt de bestuurder betaald
(m.a.w. geldt het als werktijd) terwijl hij de auto gebruikt? (NEE = privé gebruik).
2. Kan de bestuurder, wanneer hij zich niet lekker voelt, ervoor kiezen met een taxi of met het openbaar vervoer te reizen? (JA = privé gebruik).
In individuele gevallen kan een uitzondering worden gemaakt op de beperking tot privé-gebruik voor een termijn van maximaal vijf jaren en kan het rijbewijs ook worden gebruikt voor bepaalde vormen van beroepsmatig gebruik. Voorwaarde is keuring door een specialist en een verklaring van de werkgever waaruit blijkt dat niet meer dan vier uren per dag beroepsmatig gebruik wordt gemaakt van het rijbewijs. Deze uitzondering is niet mogelijk indien het beroepsmatig gebruik betrekking heeft op het vervoeren van personen of het onder toezicht doen besturen van derden.
De praktische rijgeschiktheid
De deskundige praktische rijgeschiktheid is een medewerker van het CBR die gespecialiseerd is in het doen van een technisch onderzoek naar de beperkingen van de aanvrager, het vaststellen van de benodigde aanpassingen die de beperkingen kunnen compenseren en de beoordeling van de rijgeschiktheid in de praktijk door middel van een rijtest.
Hij wordt met name ingeschakeld wanneer er vanwege een lichame¬lijke handicap mogelijk technische aanpassingen aan het motorvoertuig nodig zijn. Maar ook bij bepaalde aandoeningen waarbij er naast de informatie van de keurend arts ook behoefte is aan informatie uit de praktijk. Denk daarbij aan bijvoorbeeld gezichtsvelduitval of stoornissen in het reactievermogen na een CVA.
Als het verantwoord is wordt de rijtest afgenomen in de eigen auto. In deze auto kent de betrokkene de krachten die bij het bedienen van het stuur en de pedalen nodig zijn en de eventuele kuren, kortom hij voelt zich thuis in die auto.
Als echter uit de medische rapportage blijkt dat er mogelijk gevaarlijke situaties kunnen ontstaan of als er aanpassingen van het voertuig nodig zijn, dan wordt de rijtest afgenomen in een (aangepaste) lesauto.
Het CBR neemt de rijtesten af vanaf de vele oproepcentra voor het rijexamen en vanuit een aantal revalidatiecentra. Er is dus altijd een gelegenheid die niet te ver uit de buurt van de woonomgeving van betrokkene ligt.
In veel gevallen is er sprake van een combinatie van problemen. Zo kan na een CVA een fysiek probleem ontstaan door een halfzijdige verlamming, maar er kunnen ook stoornissen in het waarnemen of de reactiesnelheid aanwezig zijn of gezichtsvelddefecten door een hemianopsie.
De beste manier om te testen of het nog verantwoord is om zelfstandig auto te rijden is volgens het CBR nog altijd de rijtest op de openbare weg. Het accent ligt daarbij op wat iemand al dan niet met aanpassingen nog kan en niet op wat hij niet meer kan.
Om dit goed te kunnen beoordelen zal in het algemeen een uitgebreide rijtest nodig zijn waarin ook moeilijke situaties voorkomen. Het verkeer wijzigt zo snel en onverwacht dat iedere deelnemer daar adequaat op moet kunnen reageren.
Nu is het niet zo dat alle rijexameneisen onverkort worden toegepast bij deze rijtesten. De deskundige praktische rijgeschiktheid beoordeelt of op een praktische en verantwoorde manier aan het verkeer wordt deelgenomen.
Als de eerste rijtest onvoldoende is kan de deskundige praktische rijgeschiktheid adviseren om een aantal rijlessen te gaan volgen, al dan niet in een aangepaste lesauto, om te leren de beperkingen te compenseren of om na een langere tijd van niet-rijden i.v.m. revalidatie weer vertrouwd te raken met het huidige verkeer. Er zijn een aantal ervaren en gespecialiseerde rijscholen die daar voor ingeschakeld kunnen worden.
Aan de rijtest met de deskundige praktische rijgeschiktheid zijn naast de kosten van de aanschaf van de Eigen verklaring en de eventuele keuringen geen extra kosten verbonden. Als de rijtest echter afgenomen moet worden in een lesauto komen de kosten van de eventuele lessen en het huren van de lesauto voor het afleggen van de rijtest voor rekening van de aanvrager.
De intentie van de medische afdeling van het CBR is altijd geweest om mensen met een ziekte of handicap zoveel mogelijk in staat te stellen zelfstandig een auto te besturen, voor zover daarbij de verkeersveiligheid natuurlijk niet in het geding komt.
Gelukkig zijn er in deze tijd veel technische mogelijkheden om een auto zodanig aan te passen dat iemand met een handicap deze nog veilig en verantwoord kan besturen. Ook voor mensen die na een CVA functiestoornissen hebben overgehouden blijkt het daarom vaak mogelijk de gewenste mobiliteit grotendeels te behouden.
Literatuur
1. Regeling eisen geschiktheid 2000.
Staatscourant 2000; nummer 99: 10 (www.overheid.nl/op).
2. Wijziging Regeling eisen geschiktheid 2000.
Staatscourant 2002; nummer 20:13 (www.overheid.nl/op).
3. Regeling coderingen beperkingen rijbevoegdheid.
Staatscourant 1996, nummer 101: 19 (www.overheid.nl/op).
4. Wijziging regeling coderingen rijbevoegdheid.
Staatscourant 2000, nummer 99: 14 (www.overheid.nl/op).
Auteurs:
R.A. Bredewoud, arts, hoofd Medische Zaken CBR..
M. Savenije-Janssen, arts,medisch adviseur CBR regio West-Zuid, adviseur van de Nederlandse CVA-vereniging “Samen Verder” Zuid-Holland.
A.de Vries, manager praktische rijgeschiktheid CBR
H.J. Dolleman, deskundige praktische rijgeschiktheid CBR regio West-Zuid.
OPMERKING. Bovenstaande regeling is medio 2010 aangepast waarbij de termijnen zijn verkort. Zie update 2010. Op de website van het CBR staan de laatste updates.