Zenuwechografie
Inleiding:
Ultrageluid onderzoek of echografie is een onderzoekstechniek voor aandoeningen van het perifere zenuwstelsel, die de laatste jaren in toenemende mate in de kliniek wordt toegepast. Op de KNF in Vlissingen wordt deze techniek sinds 2007 aangeboden. De functie van een perifere zenuw wordt onderzocht door middel van klinisch en meestal ook elektrofysiologisch onderzoek. Door het elektrofysiologisch onderzoek te combineren met beeldvormend onderzoek verbetert de diagnostiek.
Echografie heeft ten opzichte van MRI als voordeel dat het aspect van de zenuw snel over een groot gebied beoordeeld kan worden.
Het onderzoek is patiëntvriendelijk, goedkoop, gemakkelijk toegankelijk en maakt een beoordeling over het weefsel in een statische en dynamische fase mogelijk.
Het onderzoek:
Tijdens het onderzoek zit of ligt u op de onderzoekstafel; dit is afhankelijk van de zenuw die bekeken moet worden. Op de huid wordt contactgel aangebracht. Met een transducer (een apparaatje dat geluidsgolven uitzendt en ontvangt) wordt hier overheen geschoven. Het geluid wordt door verschillende weefsels in het lichaam teruggekaatst.
Op deze manier worden op een beeldscherm de omtrek en/of diameter van de zenuw in beeld gebracht. Het onderzoek is pijnloos en ongevaarlijk en duurt 15 tot 30 minuten. U krijgt de uitslag te horen van de arts die u heeft doorverwezen.
Indicaties:
Carpaal tunnel syndroom (CTS)
De sensitiviteit blijkt uit onderzoek hetzelfde te zijn als het EMG voor het vaststellen van de diagnose CTS. De combinatie van echografie en EMG heeft geen meerwaarde bij het vaststellen van de diagnose. Als het EMG negatief is, dan blijkt echografie bij ongeveer 50% een extra hulpmiddel om de diagnose CTS te stellen.
Verder is zenuwechografie nuttig bij het uitsluiten van structurele afwijkingen t.h.v. de carpale tunnel (m.n. bij eenzijdig voorkomen van CTS).
Ulnaropathie t.h.v. de elleboog
Het EMG onderzoek bij patiënten met een ulnaropathie ter hoogte van de elleboog is nogal eens vals-negatief (soms tot 30%), d.w.z. lokaliseert de afwijkingen van de zenuw (n. ulnaris) niet ter hoogte van de elleboog of is normaal. Daarbij komt dat de meest gevonden afwijking, een motorische geleidingsvertraging over de elleboog, door opstapeling van meetfouten een weinig betrouwbare bevinding is. Een aanvullend test voor het vaststellen van een ulnaropathie ter hoogte van de elleboog is daarom belangrijk. Echografie van de n. ulnaris blijkt een accurate aanvullende test te zijn naast het EMG bij patiënten met een ulnaropathie ter hoogte van de elleboog.
Verder kan met echografie worden nagegaan of er een luxatie van de n. ulnaris optreedt, of dat het kanaal ter hoogte van de elleboog (sulcus) vernauwd wordt door de aanwezigheid van een spier (m. anconeus) of een deel van de tricepsspier.
Zelden wordt een ganglion gevonden. Uit onderzoek blijkt verder, dat de mate van verdikking van de n. ulnaris van prognostisch belang is.
N. fibularis (of n. peroneus) neuropathie
Een mononeuropathie van de n. fibularis (ookwel n. peroneus) is een veel voorkomende oorzaak voor een klapvoet. Acute n. fibularis laesies worden veroorzaakt door een trauma, operatie of compressie. Risicofactoren voor een compressie van de n. fibularis bij het fibulakopje zijn: slechte positionering tijdens operaties, veel met de knieën over elkaar zitten, fors gewichtsverlies en diabetes mellitus.
De diagnose wordt bevestigd door middel van EMG waarbij een geleidingsblokkade te hoogte van het fibulakopje wordt gevonden. Een n. fibularislaesie kan echter ook het gevolg zijn van een structurele laesie in of rondom de zenuw. Structurele afwijkingen van de n. fibularis worden meestal veroorzaakt door een intraneuraal ganglion. De n. fibularis is de meest voorkomende plaats van het perifere zenuwstelsel waar intraneurale ganglia voorkomen. De ganglia kunnen alleen vastgesteld worden middels beeldvorming. De n. fibularis ligt ter hoogte van het fibulakopje vrij oppervlakkig en kan daardoor gemakkelijk met behulp van echografie worden afgebeeld.